Elke maandagochtend, even voor half elf, rijdt het pick-up truckje van de gemeentelijke plantsoenendienst onze straat in. Zij die het truckje het eerst in beeld heeft waarschuwt de andere dames. Als het truckje ingedraaid is en de motor afgeslagen, zwaait het portier open. De stratenveger komt met een atletische sprong neer op het trottoir. Het zweet op zijn welgevormde torso glimt in de zon. Onze smaak voor mannen is erg divers. Vast staat dat wij ons unaniem vergapen aan deze zeer goed gelukte heerlijkheid. Het aantal minuten van onze ‘Coca-Cola light break’ hangt af van het aantal toeristen dat ons dorp het weekeind ervoor heeft bezocht. Waren het er veel, dan valt er genoeg te vegen én vergapen.
Nu bijna een jaar geleden, op een herfstige namiddag, liep hij ons kantoor binnen. De telefoniste, totaal onthutst door dit onverwachte bezoek, nam een stencil van hem aan: een uitnodiging voor een wijnproeverij. Nu wisten we de voornaam van onze straatveger: Jean-Marc. En ook zijn achternaam, adres en contactgegevens lagen nu zogezegd op straat. Een van de dames sloeg zijn mobiele nummer meteen op in haar gsm. De telefoniste hing de uitnodiging op het prikbord.
Op de avond zelf schitterden ‘onze’ dames door afwezigheid. Sjef en ik maakten kennis met Jean-Marc, zijn echtgenote, en andere genodigden. We proefden de verschillende wijnen en plaatsten een bestelling. De echtgenote van Jean-Marc kwam de bestelling op ons kantoor bezorgen. Na het vertrek van deze bijzonder knappe vrouw, besluit de collega die hoopvol het telefoonnummer van Jean-Marc in haar gsm had opgeslagen de gegevens direct te wissen. De maandagochtend break blijft vaste prik, dat wel, maar op het genot zit een smet. Het kan ook niet anders: bij zo’n knappe kerel hoort nu eenmaal een dito vrouw. Een ongenuanceerd oordeel, blijkt later, als wij bezoek krijgen van een vrouw die bij ons de boeken is ingegaan als ‘Betty Boop’. Grote groene kijkers, omlijst door lange zwarte wimpers, kijken zachtaardig vragend naar de telefoniste: “Meneer Wanders, is die aanwezig?”.
Bij het zien van de verbluffende schoonheid stokt Sjefs adem. Een rood colbertje en zwarte kokerrok. Goed gevulde kuiten eronder. Elegante pumps met hoge hakken. Tussen donkere krullen schittert het zilver van oorringen. Brede kaken, prachtige mond, hagelwit gebit... Kortom: Betty Boop in levenden lijve. Ze geeft Sjef een zelfverzekerde hand: “Meneer Wanders, fijn u te ontmoeten. Hebt u even tijd om over de verkoop van een woning in Durbuy te praten?”. Sjef biedt haar koffie aan. Het gesprek is ongeveer een kwartier gaande als ze plots opstaat. “Sta mij toe dat ik mijn man even haal. Ik wil hem graag bij ons gesprek betrekken.”
Na tien minuten komt ze terug. Behendig legt ze een metalen railplank neer. De plank overbrugt het trottoir en de drie treden hoger gelegen deurmat. Sjef wil haar helpen, maar ze wuift zijn hulp kordaat af. Over de railplank duwt ze een rolstoel ons kantoor binnen. In de stoel zit een zwaar spastische man van middelbare leeftijd. Achter de zitting is een tankje bevestigd, waar in rode letters ‘O²’ opstaat.
De vrouw zet de stoel op de rem, neemt een doekje uit haar tas, trekt het mondkapje opzij, veegt wat kwijl rond zijn mond weg, geeft hem een zoen en een aai over zijn misvormde schedel en zegt: “Gerard, sorry voor die hele toer, maar je weet dat ik nu eenmaal niet graag beslissingen neem zonder jouw mening te kennen. Ik stel jullie even aan elkaar voor, dit hier is Meneer Wanders. Meneer Wanders, dit is mijn man Gerard, met wie ik al ruim een kwart eeuw zeer gelukkig ben getrouwd.” De rolstoel naar boven tillen, is geen optie. Beneden in de winkel, in bijzijn van de dames, hervat ze het gesprek. Af en toe lijkt Gerard te reageren op haar steelse blikken en haar verleidelijke stem. Dan loopt kwijl onder het mondkapje door en vormt een lange sliert tot onder aan zijn kin. Maar voor de sliert een val in de diepte kan maken, heeft zijn vrouw hem al zorgzaam opgevangen in het doekje dat ze steeds op tijd uit haar tas tevoorschijn tovert.
Nadat het gesprek ten einde is, Gerard in zijn rolstoel in de auto zit, en de railplank in de achterbak ligt, glipt ze nog even binnen: “Dank voor jullie discretie, dames”. Ze voegt er lief belerend aan toe: “Geniet van knappe mannen, zolang je maar beseft dat echte schoonheid van binnen zit.”