Net toen Sjef kwam aanrijden, zag hij hoe de hekken van de hoofdingang zich sloten achter een Bentley die al vanaf Barvaux voor hem had gereden. Wachtend op antwoord uit de intercom, volgde zijn blik de luxe bolide die met snelle vaart over de oprit reed en stilhield voor de hoofdwoning van ‘De Duivelstoren’. De hekken heropenden zich, Sjef reed door, parkeerde zijn auto naast de Bentley, en drukte op de knop van de huisbel waarboven een donkerblauw emaillen naambordje prijkte waarop in witte letters ‘La Tour du Diable’ stond geschreven. Een nerveuze huishoudster opende de deur. In de ruimte, volgestouwd met potsierlijk antiek meubilair, hing een gespannen sfeer. De eigenaresse had Sjef ontboden op haar domein op aanraden van Mark Spiritus, zoals haar decennia jongere partner zich liet noemen. Sjef had Mark een paar maanden daarvoor ontmoet toen hij een rappe aankoop deed van een hotel dat wij in onze portefeuille hadden. Omdat die zaak goed was gegaan had Mark zijn echtgenote gewezen op de deskundigheid van ons kantoor. En nu stond Sjef daar in dat boudoir, en hoorde hij hoe zijn naam vanuit een donkere hoek in de achterkamer werd geroepen. “Approchez vous Monsieur Wanders”, verzocht de dame vanuit een ruim bemeten bed. Lieve ogen keken hem aan. Kloppend met haar hand op de matras, gebaarde ze Sjef om op de zijden lakens plaats te nemen.
Sjef zat onwennig op het bed. Op de stoel tegenover het bed zat de bestuurder van de Bentley die zich met een plakhand voorstelde als de juwelier des huizes. “Hoe is het toch mogelijk, meneer Wanders”, stak de dame van wal, “kijk dit collier nu eens…” Ze wees naar een fonkelend halssnoer met ontelbaar veel briljant geslepen diamanten dat op de dekens lag. Ontsteld ging ze verder: “Monsieur le jouailler hier heeft het opnieuw geregen, en nou tel ik de stenen na en weet ik toch zeker dat er een steen ontbreekt. Wie zou die ene steen hebben ontvreemd? Wie denkt u, monsieur Wanders?” Het hele spektakel rondom het halssnoer en de juwelier, had niets van doen met de missie waarvoor Sjef was gekomen. Dus deed hij het simpel af met: “Madame, misschien is bij het breken van de ketting dat ene steentje in de stofzuiger terechtgekomen”.
Daarmee was het ijs gebroken. De onthutste juwelier werd niet langer verdacht van diefstal. Vriendelijk stuurde Madame de opgeluchte man huiswaarts. Verder sprak ze alleen nog over de verkoop van het domein. Dat was maar een fractie van de vele erfstukken die haar waren nagelaten door haar vader. Hij was de oprichter van de grootste supermarktketen van België, waarvan zij nu nog altijd grootaandeelhouder was.
Voor vertrek liet Sjef een standaard bemiddelingsovereenkomst achter. De ingevulde en getekende opdracht werd een week later door Mark bij ons op kantoor bezorgd. Daarna volgden er vele bezoeken aan De Duivelstoren, en telkens verzocht de eigenaresse of Sjef nog even wilde blijven napraten op de rand van het bed. Dan vertelde ze honderduit, die dame van in de zeventig die zich steeds opnieuw op Sjefs komst verheugde.
Soms nam Sjef een bloemetje voor haar mee. Daar vrolijkte ze van op. Het deed haar even het leed vergeten van de kluisroof waarbij de goudstaven verwisseld waren door staven lood. Alleen Mark kende de code, maar volgens haar kon die het niet zijn geweest. Haar Mark, met wie ze zich in de echt had laten verbinden omdat hij zo goed voor haar zorgde. En had Mark haar niet voor veel onheil behoed door zeven advocaten te zetten op de zaak om haar dochters te onterven? Mark vertrouwde ze blind. Al was het alleen al om het blauwe bloed dat door zijn aderen zou stromen. De naam Spiritus was afgeleid van het geslacht Von Geister von Westfalen, waar hij een nakomeling van zou zijn.
De kinderen van de eigenaresse vertelde ons wel beter te weten. Mark was een geslepen fantast die wel raad wist met het wegsluizen van het kapitaal van hun moeder. De belangen van de kinderen moesten niet worden onderschat, dus wie te geloven? Het geslacht Von Geister von Westfalen bleek evenwel onvindbaar op Google…
Op een dag toen Sjef De Duivelstoren bezocht, stond een verhuiswagen op het erf. Het personeel was druk doende met het inpakken van wat persoonlijke bezittingen van hun lieftallige bazin. Zij zat op een stoel in het boudoir dat op die ene stoel na leeggeruimd was. “Sjef, Mark heeft besloten dat we over een uur naar Tunesië vertrekken. Beloof je me dat je me daar komt opzoeken?”
Voor de verkoop van La Tour du Diable had de eigenaresse een van haar nog net niet door Mark onterfde kinderen gemachtigd. Vriendschappelijk kneep ze Sjef in zijn bovenarm en nam afscheid. Sjef wist dat hij haar nooit meer zou zien.